Brieven

Brieven aan mijn geliefde(n), brieven aan iemand, brieven aan de verbeelding. Het denken ontleent zich hierin vrij spel, het verdriet zoekt haar weg, de vreugde kan stromen, de kritiek is op haar plaats.
Brussel, 18 augustus 2025
Mijn liefste,
Vandaag sla ik de ochtendkrant over. Mijn gemoed is er niet naar. De andere dagen is dit ritueel nochtans vaste prik. De koffie die de ritus kracht bij zet, neem ik nu mee naar mijn schrijftafel. Altijd weer het kopje te dicht bij het klavier, het kannetje te ver op de rand. Blijkbaar zit er een hardleersheid in de mens. Gewoontes die erin sluipen, weg van elke ratio of doel. Als een soort onbewuste zelfzekerheid dat morsen me niet overkomt. Ik nip. Het is met bevende hand. Voor de zestiende dag op rij werd ik niet naast je wakker. Dit ondraaglijke wil ik je met je delen. Schrijvend zie je mijn tranen niet. Ik heb mijn plaats verspeeld, daarvan ben ik me bewust. Ik koos de kant van het bed die wegkeek van het beminnen. Al die tijd heb jij geduldig geprobeerd. Je streelde mijn demonen, je ontzegde je mijn schoot en waar ik weggleed gaf je me een extra dosis liefde. Maar hoe geraak je door een muur van angsten? Welk sluippad is er voorhanden om te infiltreren in een hart waar littekens de weg versperren? Jij hebt gezocht. Daar was je in bedreven. Geen plaats liet je onaangeroerd. Opgeven deed je niet. Ik gaf jou op. Omdat ik mezelf had opgegeven.
Bij de ochtendkrant hoort ook ontbijt. Twee, soms drie sneetjes brood met kaas. Altmodisch Frühstück, ver verwijderd van de hippe granen en bessen. Met pagina vier tussen duim en wijsvinger van de linkerhand en het sneetje balancerend op de rechterhand start ik normaal gezien de dag. Een slordige hap, een slok koffie er achterna. In mijn herinnering zie ik je vanachter je kom muesli naar me kijken. Met daarop volgend mijn mond die zich klaarstoomt voor een woordenvloed. "Liefje", hoor ik je beminnelijk zeggen, " het ontbijt behoeft geen analyse en oplossingen voor alle wereldproblemen. Ik weet dat het snelle hoofd van jou dat weer allemaal voor mekaar heeft, maar zoen me nu gewoon maar even." Steeds weer glimlachte ik en voerde het zachte order met gesloten ogen uit.
Je schrijven valt me zwaar. Misschien neem ik de krant er toch maar even bij? Dan vlucht ik weg in moorden, oorlogen en menselijk leed. Rationeel gezien duizenden malen erger maar niet zo dichtbij als het gemis aan jou. Liefde op overschot hebben is niet genoeg, weet ik nu. Je moet ze ook kunnen geven. Ik kon het niet, toen niet. Een derde kop koffie klotst in mijn lege maag. De dagen waarop ik het ontbijt oversla lopen synchroon met deze van het alleen ontwaken. Andere maaltijden krijgen sporadisch nog wel een kans. Dat buikje dat jij monitorde, waarschuwend dat uitdeining niet op haar plaats was, heeft me enkele dagen na jou verlaten. De jaren en herinneringen zijn massaal gebleven. Verbazend soms, hoe ondanks alle leed dat ik je aandeed, wij samen zoveel hebben gedeeld.
De wekkerradio speelt op de achtergrond. Gekocht met een gierigheid, me nu de slechte klank beklagend. De man die ik al die jaren was heeft zich ontdaan van zijn kwetsuren. Kruipend, schreeuwend en in alle eenzaamheid. Toen ik zover was, kwam ik naar je toe. Glunderend van trots. Eindelijk kon ik er voor je zijn. Na maanden zwoegen en confrontaties met een mij die ik niet was. Je keek me aan met een doordringende blik, een doffe glans die geen enkele twijfel liet bestaan. Ik kwam te laat. Jij had afscheid genomen. Noodgedwongen. Moe gestreden. De liefde was niet weg, jij die ze me kon geven koos een ander pad.
Ik drink mijn laatste kop voor vandaag en kleed me aan. Ook als je treurt om de liefde word je door de dag niet gespaard.
Ik hou van jou,
Niet vergeten!